Lidwoord voor bloeitijd

1

de bloeitijd m

aanwijzend voornaamwoord
deze bloeitijd, die bloeitijd

dichtbij deze bloeitijd

verder weg die bloeitijd

betrekkelijk voornaamwoord
de bloeitijd die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun bloeitijd
onbepaald voornaamwoord
elke bloeitijd
buigings-e
de grote bloeitijd, een grote bloeitijd

Woorden die lijken op bloeitijd