Lidwoord voor safaripark

1

het safaripark o

aanwijzend voornaamwoord
dit safaripark, dat safaripark

dichtbij dit safaripark

verder weg dat safaripark

betrekkelijk voornaamwoord
het safaripark dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun safaripark
onbepaald voornaamwoord
elk safaripark
buigings-e
het grote safaripark, een groot safaripark