Lidwoord voor verleden

1

het verleden o

aanwijzend voornaamwoord
dit verleden, dat verleden

dichtbij dit verleden

verder weg dat verleden

betrekkelijk voornaamwoord
het verleden dat
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, ons, jullie, hun verleden
onbepaald voornaamwoord
elk verleden
buigings-e
het grote verleden, een groot verleden

Woorden die lijken op verleden