Lidwoord voor advent
1
de advent m
aanwijzend voornaamwoord
deze advent, die advent
dichtbij deze advent
verder weg die advent
betrekkelijk voornaamwoord
de advent die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun advent
onbepaald voornaamwoord
elke advent
buigings-e
de grote advent, een grote advent