Lidwoord voor inkomensgrens

1

de inkomensgrens v(m)

aanwijzend voornaamwoord
deze inkomensgrens, die inkomensgrens

dichtbij deze inkomensgrens

verder weg die inkomensgrens

betrekkelijk voornaamwoord
de inkomensgrens die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun inkomensgrens
onbepaald voornaamwoord
elke inkomensgrens
buigings-e
de grote inkomensgrens, een grote inkomensgrens

Woorden die lijken op inkomensgrens