Lidwoord voor peuterspeelzaal

1

de peuterspeelzaal v(m)

aanwijzend voornaamwoord
deze peuterspeelzaal, die peuterspeelzaal

dichtbij deze peuterspeelzaal

verder weg die peuterspeelzaal

betrekkelijk voornaamwoord
de peuterspeelzaal die
bezittelijk voornaamwoord
mijn, jouw, uw, zijn, haar, onze, jullie, hun peuterspeelzaal
onbepaald voornaamwoord
elke peuterspeelzaal
buigings-e
de grote peuterspeelzaal, een grote peuterspeelzaal